Oldenhuis Groenlo | Sustainer Homes

Circulair bouwen

Ieder gebouw is een verzameling van producten: bakstenen, kozijnen, ramen, dakpannen, zonnepanelen enzovoort. Al deze producten bestaan uit grondstoffen. En juist het winnen van deze grondstoffen, het vervoer en de verwerking ervan tot een bouwproduct zorgt voor enorme milieubelasting. Bouwproducten alleen zijn verantwoordelijk voor maar liefst 11% van de nationale CO2-uitstoot.

Bescherming van het milieu

De Milieuprestatie Gebouwen (MPG) maakt de milieu impact impact per gebouw inzichtelijk, aan de hand van de Life Cycle Assessments (LCA’s) van producten. Deze LCA’s maken de milieu-impact inzichtelijk aan de hand van 11 verschillende thema’s. Daaruit kunnen we lezen hoe ‘goed’ of ‘slecht’ een product is voor het milieu. Daarom is het goed om te sturen op een zo laag mogelijke CO2-impact per te gebouwen vastgoedobject, dus een zo laag mogelijke MPG. Dat betekent onder andere een beargumenteerde afweging van de te gebruiken materialen in een gebouw.

Image A

Sturen op milieu-impact bij de bouw van een vastgoedobject is dus erg zinvol, maar wat gebeurt er met de verschillende bouwproducten op het moment dat het gebouw weer wordt afgebroken? In de traditionele situatie slopen we een gebouw, waarbij we het puin op de storthoop achterlaten of verbranden, zodat we de grond weer kunnen gebruiken om een nieuw gebouw op te plaatsen. Vol met nieuwe producten, bestaande uit grondstoffen die ‘vers’ uit de mijnen komen.

Door bij de bouw van een vastgoedobject niet alleen rekening te houden met de milieuprestatie per m2 bruto vloeroppervlakte, maar ook met de herbruikbaarheid van de producten na het afbreken van een gebouw, zal de belasting van het milieu in de toekomst aanzienlijk verlaagd worden. Immers, producten worden hergebruikt, waardoor het niet nodig is om de grondstoffen uit de mijnen te halen, te vervoeren en te verwerken tot een nieuw bouwproduct. Dit noemen we circulair bouwen: het zo veel mogelijk beperken van het gebruik van ‘virgin’ grondstoffen en zo veel mogelijk rekening houden met de herbruikbaarheid van producten.

Eén van de belangrijkste voorwaarden om circulair te kunnen bouwen is losmaakbaarheid. Losmaakbaarheid geeft aan in hoeverre producten aan elkaar bevestigd zijn, met als voornaamste doel deze in de toekomst ook weer van elkaar los gemaakt kunnen worden zónder de bouwmaterialen (blijvend) te beschadigen. Nu al nadenken over het hergebruik van bouwmaterialen in de toekomst heeft, naast het milieu belang, ook een praktisch belang: grondstoffen zijn niet oneindig beschikbaar en de voorraad van sommige veelgebruikte grondstoffen is zelfs schaars te noemen. Naast het sturen op milieu-impact is dus ook het sturen op circulariteit van belang: het sturen op een zo laag mogelijk percentage nieuwe (virgin) materialen en op een zo hoog mogelijk percentage losmaakbaarheid. Losmaakbaarheid is meetbaar via meetmethodiek losmaakbaarheid V2, zoals opgesteld door het DGBC (Dutch Green Building Council), Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Alba Concepts en W/E adviseurs. BCI meet losmaakbaarheid volgens deze meetmethode en maakt gebruik van de losmaakbaarheidsdatabase van Alba Concepts.

 

Image C

Een vreemde eend in de bijt is bio-based of natuurlijk materiaal. Dit is nieuw materiaal, dat echter sneller weer teruggroeit dan dat het gebruikt wordt in de levensduur van een gebouw. Een voor-de-hand-liggend voorbeeld hiervan is hout. Naast de eigenschap dat bio-based materiaal teruggroeit, heeft het nóg een belangrijke, voordelige eigenschap: bio-based materiaal slaat CO2 op en heeft dus een positief effect op het terugdringen van de CO2-voetafdruk van een gebouw.

MPG in het bouwbesluit

Hoewel de thema’s verduurzaming, milieu-impact en circulariteit steeds vaker voorkomen, is de wet- en regelgeving hieromheen vooralsnog beperkt. Voor nieuwbouw woningen en voor grote kantoorgebouwen (groter dan 100m2) geldt dat deze aan een MPG-norm moeten voldoen van 0,8 of lager. Deze norm wordt vanaf 2025 wordt verlaagd naar 0,5 en voor utilitaire bouw wordt er vanaf dit jaar een MPG-norm van 0,85 gesteld. Verder worden er – vooralsnog – geen wettelijke circulariteits- of materiaalgebonden CO2-eisen gesteld.

Beperkte formele wetgeving betekent echter niet dat er geen sturing is op verantwoord materiaalgebruik binnen de bouw en vastgoedsector. Zo worden aspecten als percentage bio-based materiaalgebruik, losmaakbaarheid of de BCI-score regelmatig meegenomen in het Programma van Eisen of als gunningscriterium bij aanbestedingen.

Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) 2023 – 2030

De Rijksoverheid heeft in februari 2023 de beleidsnota NPCE 2023 – 2030 gepubliceerd. Hiermee laat de Rijksoverheid zien de transitie van de lineaire naar de circulaire economie hoog op de agenda te zetten. Hoewel het vervolg op deze beleidsnota de inhoud van dit programma moet concretiseren, zijn de contouren overduidelijk:

  • Vanaf 2023 wordt al het te bouwen vastgoed uit opdracht van de Rijksoverheid zo circulair mogelijk uitgevoerd.
  • In 2050 moet al het vastgoed in Nederland 100% circulair worden uitgevoerd.
  • In 2030 dienen we als land hierin halverwege te zijn.

Hoewel de exacte definitie van circulariteit vanuit de Rijksoverheid nog vorm gegeven dient te worden, wijzen alle aanbestedingen nu op het minimaliseren van het percentage virgin grondstoffen en het maximaliseren van losmaakbaarheid en hergebruik.

Nationaal programma circulaire economie - Circulair bouwen

Het Nieuwe Normaal

Om de transitie van de lineaire naar de circulaire bouweconomie te versnellen, zijn de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht een coöperatie gestart met de 6 grootste bouwbedrijven in Nederland: Cirkelstad. Samen hebben zij een manifest opgesteld aan kwalitatieve en kwantitatieve norm voor circulair bouwen. Deze norm is zowel haalbaar als ambitieus en zorg een voor eenduidige taal over circulaire prestaties in de gebouwde omgeving.

Het Nieuwe Normaal is hiermee dé meetlat waarlangs de circulaire prestaties binnen Nederland worden afgemeten. Onderstaand overzicht geeft weer welke indicatoren onderdeel zijn van Het Nieuwe Normaal. Alle genoemde kwantitatieve indicatoren zijn meetbaar met BCI Gebouw.

Het nieuwe normaal - Circulair bouwen

Restwaarde

Het voornaamste doel van circulair bouwen is de mogelijkheid om bouwproducten een nieuwe leven te geven, na afloop van de levensduur van het gebouw. De producten kunnen hoogwaardig gerecycled worden, gerefurbished of direct hergebruikt worden. Dit betekent niet alleen een enorme winst op CO2 emissie en daarmee milieu en klimaat, maar ook op de portemonnee.

Waar men in de traditionele situatie een sloopbedrijf betaalde om het gebouw te slopen en te storten, daar wordt een circulair (en met name losmaakbaar) gebouw uit elkaar gehaald, zonder de bouwproducten blijvend te beschadigen. Dit betekent, dat een circulair gebouw een significante restwaarde vertegenwoordigt door de bouwproducten die herbruikbaar zijn. Deze restwaarde kan worden meegenomen in de afschrijving van een vastgoedobject.

Restwaarde kan gecalculeerd worden naar verschillende levensduurscenario’s, bijvoorbeeld rekening houdend met de levensduur per laag van een gebouw (Layer of Brand).

Layers of brand - Circulair bouwen

Om een overzicht te houden van de diverse bouwproducten, de losmaakbaarheid hiervan, de hoeveelheden en de onderhoud dan wel vervanging hiervan, is het verstandig om een gebouwdossier bij te houden. Het materialenpaspoort, welke vaak wordt opgesteld bij nieuwbouw, kan hierbij als nul-meting dienen. Door deze te verknopen aan MJOP (meerjarenonderhoudsplanning) en renovatie activiteiten, vormt zich een gebouwdossier met immer actuele waarden.

BCI Gebouw biedt de mogelijkheid om materialen, hoeveelheden én losmaakbaarheid in een materialenpaspoort op te slaan en rapporteren. In een later geplande update van BCI Gebouw zal de mogelijkheid bestaan om deze te verbinden aan MJOP software.

Onderhoudslastenreductie

Losmaakbaar bouwen levert naast restwaarde nog meer financiële voordelen op. Het onderhoud en renovatie van losmaakbare producten kost namelijk minder arbeid dan wanneer deze traditioneel, niet losmaakbaar zijn verbonden. Dit heeft een positieve impact op de exploitatiekosten van het bouwwerk mede gelet op de prijsontwikkeling van arbeid conform de Bouwkostenindex (BDB).

Recente pilots laten een onderhoudslastenreductie van 20 – 30% op de arbeidscomponent binnen het MJOP zien.